Interview met schrijver Eva Leurink die vertelt waarom dit nodig is.

Ze heeft eind vorig jaar met succes een crowdfunding afgerond waarmee het mogelijk wordt haar eerste kinderboek over robots te gaan publiceren. Eva Leurink, adviseur technologische innovatie bij Kennisnet en daarnaast schrijver, vindt het belangrijk dat kinderen al op jonge leeftijd kennis maken met robots en kunstmatige intelligentie en dat ze de technologie niet alleen leren gebruiken, maar ook een beetje begrijpen hoe het werkt. Zodat ze later de juiste keuzes maken in het toepassen van de technologie. Enthousiasme en interesse moet de toekomstige generatie voorbereiden op een wereld vol technologie. Waarom ze dat vindt en hoe haar boek daaraan gaat bijdragen, vertelde Eva in een interview dat ik met haar had.
Een algemene vraag om mee te beginnen: wat heb jij met robots?
Wat ik heel tof vind aan robots is dat ze juist zo enorm divers zijn en dat ze in werkelijk alle sectoren een handje kunnen helpen. En ik vind de ontwikkelingen op het gebied van robotica echt superinteressant. Waar ze eerst heel veilig in grote kooien in een grote fabriekshal stonden, waar je ze bijna niet zag, komen ze nu steeds dichterbij. Op straat met zelfrijdende auto’s, maar ook in onze huishoudens met een robotgrasmaaier of een robotstofzuiger.
Ook op het gebied van sociale robotica zie je grote ontwikkelingen. Daar wordt er hard aan gewerkt om ze steeds menselijker te maken. Ik betwijfel overigens of ik dat echt heel erg wenselijk vind. Ik vind het belangrijk dat we onderscheid kunnen blijven maken tussen mensen en machines. Het is wel een heel interessante ontwikkeling en het gaat nu best snel zowel qua hardware als software.
Op LinkedIn las ik: “Laten we kinderen enthousiast maken over de robots en de AI en hen voorbereiden op een toekomst met robots en ai”. Waar moeten ze op voorbereid worden en waarom moeten ze enthousiast gemaakt worden?
Ik vind het heel belangrijk dat mensen en dus ook kinderen het onderscheid kunnen blijven maken tussen mensen en machines. Een robot moet geen vervanging worden van een mens. Ik denk dat de meerwaarde van een robot ergens anders zit, bijvoorbeeld in repetitieve taken uitvoeren of het ondersteunen van dingen die we minder leuk vinden om te doen. Maar robots gaan wel steeds meer op mensen lijken, ook met spraak. Voor kinderen maak ik me daar zorgen om. Begrijpen zij straks nog wel het verschil tussen een mens en een robot? Weten ze hoe het werkt? Dat er input is, dat er een proces plaatsvindt en dat er output uitkomt. En dat het niet altijd even transparant is wat er dan gebeurt. Ik vind het belangrijk dat kinderen dat weten omdat zij straks die technologie veelvuldig gaan gebruiken. AI zit eigenlijk overal al in in onze maatschappij. Dat zal alleen maar gaan toenemen, vrees ik. En ik zeg vrees ik, omdat we er niet om gevraagd hebben. Het is een technologie die overal wordt uitgerold, zonder dat er ooit iemand echt heel goed onderzoek heeft gedaan naar de consequenties daarvan. Er is ons helemaal niet gevraagd of we dit überhaupt willen en het zit overal al in en het zal alleen maar meer worden. De drijvende krachten achter dit alles zijn die big tech bedrijven die helemaal niet het welzijn van het kind centraal stellen. Dat vind ik heel zorgwekkend.
Waarom ik het belangrijk vind dat kinderen er enthousiast over worden is om dezelfde reden. Je kan er niet meer omheen. Dus als kinderen in ieder geval een beetje geïnteresseerd zijn in de techniek die erachter zit, gaan ze het hopelijk ook snappen. Hoe ontwerp je een robot, hoe programmeer en assembleer je zoiets. Hetzelfde geldt voor AI, hoe werkt dat nou eigenlijk? En als ze er interesse in hebben hoop ik dat ze zich erin gaan verdiepen. Als zij dan een robot gaan ontwerpen doen ze dat dan hopelijk met een doel voor ogen dat in ieder geval goed is voor de wereld. Het is belangrijk om de basis van de techniek te snappen. Dat mogen we niet uit het oog verliezen. Want met die taalmodellen kun je ook al code genereren.
Het klinkt alsof je vindt dat kinderen dit sowieso moeten gaan leren, zonder dat ze je boek hoeven te lezen. Klopt dat?
Zeker. Ik zie het als onderdeel van digitale vaardigheden. Het is een stukje digitale geletterdheid die je nodig hebt om je als zelfstandig kritisch burger te kunnen bewegen in deze maatschappij. Om dat goed te kunnen doen, heb je basisvaardigheden nodig. Taalvaardigheden, rekenvaardigheden. Dat zijn superbelangrijke vaardigheden, maar digitale vaardigheden zijn net zo belangrijk, Omdat die technologie op alle vlakken al ingrijpend in ons leven is en ons beïnvloedt. Je moet weten hoe dat gebeurt. Robotica en AI zijn daar een onderdeel van.
Waarom ben je aan een kinderboekenserie over robotica begonnen? Het idee ontstond 5 jaar geleden toen mijn dochter werd geboren. Mijn man en ik werkten toentertijd allebei in de roboticawereld en wij kregen een boekje over robotica voor baby’s. Een supertof cadeau maar we vonden het boek gewoon niet over robotica gaan, het ging meer over automatisering. En toen dacht ik, bestaat dat eigenlijk, een boek dat gewoon uitlegt hoe robots werken? Ik kwam erachter dat dat helemaal niet bestond voor een jonge doelgroep en daarom besloot ik om het dan zelf maar te gaan schrijven. Met een biertje erbij heb ik de karakters bedacht. Toen kwam corona en verdween het boek in de ijskast. Een jaar geleden werd mijn tweede dochter geboren en toen vond ik dat het er toch maar eens van moest komen, want nu heb ik twee dochters die met robots opgroeien.
Als je echt wil uitleggen wat robotica is, moet je de grondbeginselen ervan uitleggen. Dat zijn sense, think en act. Daar heb ik karakters van gemaakt, Sensi, Tinki en Axxi. In het eerste boek staat Sensi centraal. De robots werken in een boekjesfabriek. Maar Sensi heeft een droom: werken in een veel leukere snoepjesfabriek. De robot probeert samen met Tinki en Axxi te ontsnappen, maar dat is niet zo makkelijk. In de fabriek is overal gevaar en robots kunnen niet zomaar iets nieuws, zoals traplopen. Dat moeten ze eerst leren.
In het tweede boek staat Tinki centraal. De robots ontdekken dat ze helemaal niet zomaar aan de slag kunnen in een andere fabriek. Ze zullen eerst weer naar school moeten. Het boek legt uit hoe robots ‘leren’ met behulp van machine learning.
In het derde boek staat Axxi centraal. De robot wil nieuwe grijpers en laat deze maken in een ziekenhuis waar 3D-printers werken als dokters. Het boek legt uit hoe robots er van binnen uitzien en hoe ze bijvoorbeeld nieuwe onderdelen krijgen.
In het vierde boek ontdekken kinderen welke beroepen passen bij elk karakter en leren ze dat iedereen een eigen talent heeft – of dat nu iets van Sensi, Tinki of Axxi is. Geen stereotypen, maar gewoon ontdekken wat ze leuk vinden en waar ze goed in zijn.
Wat ik zelf wel leuk vind, is dat de robots in de drie verhalen steeds een beetje meer leren. Ze ontwikkelen zich. Het is de bedoeling dat het een soort prentenboek wordt. En ik wil juist niet per se robots hebben die lijken op humanoid robots of die überhaupt op mensen lijken. De doelgroep is jong, kinderen van zo’n 5 à 7 jaar. De boeken zijn educatieve leuke leesboeken.
Wanneer ligt je boek in de winkel?
Hopelijk dit jaar maar misschien heeft het nog wat meer tijd nodig. De eerste stappen zijn gezet!