Robots en menselijke reacties

4-02-2016 Als je robot Zora voor het eerst ziet, is er een grote kans dat je haar schattig of grappig vindt. Vooral als ze gaat dansen of lopen. Als Zora valt, zijn er mensen die dat zielig vinden. Terwijl het gewoon een ding is dat valt, een ding dat niks voelt, dat te vervangen is en dat op geen enkele manier iets voor jou voelt.
Een tijdje terug was ik bij een bijeenkomst waar knuffelzeehond Paro werd doorgegeven onder de aanwezigen. De ‘ohhs’ en ‘ahhs’ waren niet van de lucht. De zachte, piepende, bewegende knuffel riep veel reacties op. Bij mij ook. Hetzelfde gebeurde toen ik recent Pleo ‘ontmoette’, een kleine robot in de vorm van een dinosaurus. Ik was meteen verkocht toen het ding zijn oogjes dichtdeed omdat ik hem onder zijn kopje kriebelde.
Het zijn voorgeprogrammeerde actie en reacties van robots, er is niks natuurlijks of echts aan, en toch reageer ik met emoties. Hoe zit dat eigenlijk met hoe wij, mensen, reageren op robots? 

Drie fenomenen
Mijn zoektocht op internet leverde drie psychologische fenomenen op, die een rol lijken te spelen:

  1. Schattigheidsrespons;
  2. Griezelvallei (uncanny valley);
  3. Antropomorfisme

Schattig
De reden waarom we een robot wel of niet schattig vinden, lijkt dezelfde te zijn als waarom we dieren schattig vinden. Een aantal kenmerken maakt een dier schattig: een klein formaat, een ronde kop, grote ogen, klein neusje of kleine oren. Ook gedrag kan schattig zijn: speelsheid, onhandige bewegingen of hoge piepgeluidjes vinden we al snel aandoenlijk. Geef een robot deze kenmerken, en we vinden het al snel lief en leuk.

De oorsprong hiervan is mogelijk evolutionair bepaald: het zijn kenmerken die baby’s en kleine kinderen ook hebben. Uit onderzoek is gebleken dat hoe schattiger we een baby vinden, hoe meer hersenactiviteit er in een bepaald hersengebied dat een rol speelt bij positieve belevingen, gemeten wordt. Datzelfde effect treedt waarschijnlijk ook op bij ‘schattige’ dieren en robots: we vallen voor de kenmerken van baby’s en kleine kinderen.

Daarom is Paro in de vorm van een zeehond gemaakt: de ronde kop en de grote donkere ogen zorgen er bijna automatisch voor dat we hem schattig vinden en erop reageren.
Zelfs mensen bij wie de hersenfuncties zijn afgenomen door bijvoorbeeld dementie. Een andere succesfactor is de zachte vacht die zorgt voor een aangename aanraking. Er is overigens nog een totaal andere reden waarom Paro de vorm van een zeehond heeft gekregen. Een zeehondfiguur roept niet meteen (negatieve) associaties op omdat vrijwel niemand ooit eerder in zijn of haar leven een zeehond heeft vastgehouden.

Ook het succes van speelgoedrobot-dinosaurus Pleo is zo te verklaren. Klein formaat, piepgeluidjes, ronde ogen in een rond kopje, het doet ons smelten.

Griezelvallei
Als een robot heel veel op een mens gaat lijken, treedt ineens een heel ander effect op. De robot wordt griezelig. Dit effect heeft de naam Uncanny Valley gekregen, vertaald met Griezelvallei (Masahiro Mori, 1970). Als een robot qua uiterlijk of gedrag een mens heel erg gaat benaderen, valt juist op dat de robot geen mens is. En dat ervaren we als eng of griezelig.
Twee voorbeelden van robots die op mensen lijken zijn ‘actroids’ die zijn ontwikkeld door de Osaka University en de robot Altas van Boston Dynamics. De eersten worden bewust zoveel mogelijk in hun uiterlijk vormgegeven als een mens (lichaam, gezicht, gezichtsuitdrukkingen). De tweede robot heeft een vormgeving die sterk op die van een mens lijk. Een romp, armen, benen. Alleen een hoofd ontbreekt. De bewegingen van Atlas doen heel erg aan die van een mens denken.
Hoe dit fenomeen van de Griezelvallei precies werkt bij mensen is niet helemaal duidelijk.
Wel is de keuze om Zora vooral niet op een mens te laten lijken een deel van haar succes. Ze wordt eerder met een (schattige) pop geassocieerd dan dat ze als griezelig menselijk wordt ervaren.

Antropomorfisme
Een derde fenomeen dat een rol speelt bij de interactie met en acceptatie van robots is dat mensen de neiging hebben om menselijke eigenschappen toe te schrijven aan bijvoorbeeld dieren maar soms ook aan voorwerpen. Daarom praten kinderen tegen een pop of praten volwassenen met hun huisdier. Dit wordt antropomorfisme genoemd.

Drie factoren lijken dit te versterken: de fysieke vormgeving (lijf, armen en benen), het vertonen van een soort autonoom gedrag en het nabootsen van menselijk gedrag. Hoe meer van dit soort menselijke kenmerken een dier of voorwerp heeft, hoe meer we geneigd zijn er menselijke eigenschappen aan toe te schrijven en er ook als ‘medemensen’ mee omgaan. Dit effect lijkt ook van toepassing bij robots.

Onderzoekster Kate Darling (MIT, 2013) liet proefpersonen eerst een tijdje met dinosaurusrobotje Pleo spelen en gaf hen toen de opdracht Pleo te ‘mishandelen‘ en te ‘doden’. Geen één proefpersoon was hiertoe in staat, niemand kon over zijn hart verkrijgen dit lieve beestje waar ze door het spelen mee bevriend waren geraakt, iets aan te doen.

Tot slot
Robotbouwers maken gebruik van kennis van deze fenomenen bij het maken van een robot. Een leuke, grappige of schattige robot verkoopt immers beter. Denk aan Pleo. Ook kan een schattig uiterlijk ervoor zorgen dat een (therapeutisch) doel wordt gehaald, wat bijvoorbeeld bij Paro het geval is. Maar waarom reageren sommige ouderen met dementie wel op Zora of Paro en niet of nauwelijks op mensen? Waarom praten kinderen met een ernstige vorm van autisme wel tegen Zora? Is de emotieloze Zora die niet oordeelt of die niet gaat handelen naar aanleiding van iemands verhaal, een veilige gesprekspartner in tegenstelling tot een hulpverlener die wel meteen acties gaat starten?

Er zijn nog veel meer vragen die beantwoord moeten worden. Als robots in de nabije toekomst steeds meer deel gaan uitmaken van onze leefwereld, is het van groot belang dat we weten hoe het zit met menselijke reacties op robots. Het toeschrijven van menselijke eigenschappen aan robots kan namelijk ook gevaarlijk zijn en juridisch onwenselijk.

Daarnaast is er dringend behoefte aan een ethische discussie. Wat vinden we ervan als robots worden ingezet om iets te doen aan eenzaamheid bij ouderen? Of als we ‘meeluisteren’ met wat een kind tegen een robot vertelt?

Ik pleit dan ook nadrukkelijk voor meer wetenschappelijk onderzoek naar alle aspecten die te maken hebben met de interactie tussen mensen en robots, vanuit de sociale- en gedragswetenschappen, filosofie en ethiek. Deze kennis moet ervoor zorgen dat we robots op een verantwoorde manier ontwikkelen en inzetten. De technologische ontwikkelingen gaan ontzettend snel. Nu moeten we een tandje bijzetten om de gevolgen te gaan begrijpen en er iets van te vinden.

Bronnen:
Pleo http://www.pleoworld.com/pleo_rb/eng/index.php
Zora http://zorarobotics.be/
Paro http://www.skipr.nl/actueel/id23176-paro-verbetert-stemming-dementerende.html
Alice http://www.ikbenalice.nl/
Antropomorfisme: http://www.bbc.com/future/story/20131127-would-you-murder-a-robot
Uncanny Valley: https://en.wikipedia.org/wiki/Uncanny_valley
Atlas – Boston Dynamics http://www.nu.nl/gadgets/4219691/robotbouwer-toont-zeer-geavanceerde-mensachtige-robot.html
http://www.bbc.com/future/story/20130901-is-the-uncanny-valley-real
https://www.vn.nl/robots-zullen-een-nieuw-soort-wezens-worden-ergens-tussen-huisdieren-en-broodroosters-in/
https://en.wikipedia.org/wiki/Actroid
http://www.innovatiekringdementie.nl/a-1724/robots-immer-vriendelijke-zorgverleners-of-onmenselijke-zoethouders
Hommel, B. & Kleijn, R.de. Verliefd op een robot. Geschiedenis en toekomst van de mens-robotinteractie. De Psycholoog, november 2015
Order picking robots https://www.youtube.com/watch?v=E02ci77hcxs

Bronnen geraadpleegd op 27-02-2016