Robotonderzoeker Kate Darling biedt een helpend perspectief voor onze omgang met robots in haar boek “The New Breed: How to Think About Robots” (2021).

Vaak worden robots met mensen vergeleken en dat zorgt er volgens Kate Darling voor dat we overdreven angstig zijn over het verlies van banen, dat we rare vragen stellen over wie er verantwoordelijk is bij schade en dat we in morele paniek raken over als we merken dat we emotionele verbindingen met robots aangaan. Robots zien als vervangers van mensen zorgt er in haar ogen voor dat we niet creatief zijn over hoe we robots moeten ontwerpen en gebruiken en dat we niet zien welke keuze we hebben in het vormen van het systeem rond robots. In haar boek kiest Darling een andere vergelijking: dieren. Al eeuwenlang gebruiken we dieren voor werk, als gezelschap maar ook als wapentuig. Net zoals we nu robots inzetten. Net als robots kunnen dieren voelen, beslissingen nemen, reageren op de omgeving en leren. Hoewel dieren dat allemaal kunnen hebben ze ons en onze vaardigheden niet vervangen maar eerder aangevuld. Waarom zien we robots niet op een vergelijkbare manier?
In het eerste deel van haar boek gaat Darling in op de relatie tussen mens en dier op het gebied van werk en wat we daarvan kunnen leren als het gaat om onze werkrelatie met robots. Robots hebben vaak – net als dieren – betere fysieke en zintuiglijke mogelijkheden dan mensen. Waarom zouden we robots gaan bouwen die doen wat een mens kan? Dan zijn ze niet het meest nuttig. Ze zijn juist het meest van waarde als hun vorm en functies hen in staat stellen om ons, mensen, te helpen met dingen die we niet zelf kunnen of niet goed kunnen. Of taken die saai, gevaarlijk of smerig zijn, de zogenaamde 3 D’s (dirty, dull & dangerous). Op werkgebied voorzien dieren ons van goed vergelijkingsmateriaal om onze relatie met robots te onderzoeken. Dieren hebben ons in staat gesteld om dingen echt anders te doen en hebben daardoor onze wereld zelfs fundamenteel veranderd: zowel op cultureel, economisch als maatschappelijk gebied. Ossen zorgden ervoor dat we grotere akkers konden gaan ploegen, paarden zorgden voor nieuwe transportmogelijkheden, duiven konden berichten overbrengen en het domesticeren van vee leverde rijkdom voor boeren op. Robots gaan onze wereld ook veranderen. Maar, zegt Darling, we hebben nu nog keuzes in hoe dat gebeurt. De parallellen met onze relaties met dieren door de eeuwen heen bieden ons hiervoor de handvatten. Hoe we het wel moeten doen, maar ook hoe we het niet moeten doen. Onze relatie met werkdieren is niet altijd respectvol naar de dieren en inzichten hierover zijn in de loop der eeuwen ook veranderd.
In het tweede deel van haar boek verkent Darling de rol van dieren en robots als gezelschap. In deze relatie is vaak sprake van het fenomeen antropomorfisme: als mens hebben we de neiging om menselijke eigenschappen toe te schrijven aan dieren of objecten. Hoe meer menselijke kenmerken, qua uiterlijk of beweging, hoe meer we dat doen (zie ook mijn artikel over robots en menselijke reacties elders op deze website). Dieren zijn in de loop van de geschiedenis ook onze vrienden geworden. We zijn aan hen gaan hechten en geven er veel geld aan uit. Sommige mensen gaan daarin heel ver en maken minimensjes van hun huisdier. Dieren kunnen in emotioneel opzicht een toegevoegde waarde hebben, denk aan hulp- en therapiehonden. Waarom moeten we bang zijn dat robots mensen overnemen als we hen als gezelschap gaan inzetten? Dat is bij dieren ook niet gebeurd. We kunnen, net als bij dieren, een nieuw soort relatie aangaan met robots. Er zijn al voorbeelden bekend van dit soort nieuwe relaties. Denk aan de gehechtheid van sommige mensen met dementie aan een knuffelkat of de positieve effecten van robotzeehond Paro.

Darling deed een onderzoek met dinosaurusrobotje Pleo, een klein aandoenlijk beestje dat reageert op aanrakingen en dat bepaalde reacties kan leren van zijn ‘baasje’. Ze liet een groep volwassenen een tijdje spelen met Pleo. Daarna vroeg ze de groep om Pleo kapot te maken. Dat kreeg de groep volwassenen niet over hun hart.
Maar een robot hoeft er niet eens uit te zien als een dier. Vraag maar eens in je eigen omgeving na hoeveel mensen hun stofzuigrobot een naam geven. Je zult er van staan te kijken.
In het derde deel van het boek gaat Darling in op de vraag of robots rechten hebben. Bij het beantwoorden van deze vraag kan het wederom helpen om de vergelijking met dieren te maken. Helaas blijken dierenrechten vaak gebaseerd op niets anders dan onze empathie. Terwijl het ene dier wordt verwend en vertroeteld, wacht andere dieren een miserabel leven in de bio-industrie of als proefdier. Kan onze projectie van leven op een robot er ook toe leiden dat we vinden dat ze morele rechten moeten hebben? Leidt onze empathie tot rechten voor robots, of voor sommige robots? Bij het nadenken over deze vragen kan het helpen om onze relatie met dieren te onderzoeken en na te denken over het onderscheid dat we maken tussen verschillende soorten dieren en veranderende inzichten hierover in de afgelopen eeuwen.
Kate Darling hoopt dat we ons door het vergelijken van onze relatie met robots met die van onze relatie met dieren, kunnen verlossen van het hardnekkige geloof dat robots ons gaan vervangen. “Als we robots met mensen vergelijken, focussen we op het verkeerde doel. De vergelijking met dieren is logisch. Dieren hebben een andere intelligentie en andere vaardigheden. We hebben hen in de loop van de geschiedenis gebruikt om onze eigen vaardigheden en relaties aan te vullen. En niet om ons als mens te vervangen.” Met haar boek wil Darling een ander perspectief bieden. We hebben keuzes bij het ontwerpen, inzetten en denken over robots en we hebben een verantwoordelijkheid om robots te integreren op een manier om mensen tot bloei te laten komen.
Review
Tijdens het lezen van het boek valt inderdaad op hoe vergelijkbaar onze relatie met dieren is als je nadenkt over hoe we onze relatie met robots is of kan zijn. Daar had ik zelf nog nooit aan gedacht en ik was het ook niet eerder tegengekomen. Het boek staat vol met voorbeelden uit de afgelopen eeuwen van hoe we met dieren omgingen. Menig hoofdstuk begint met een waarschuwing voor ‘animal cruelty’ want onze relatie met dieren is vaak niet liefdevol geweest en nog steeds niet. Bij al deze voorbeelden geeft Darling hedendaagse voorbeelden van hoe mensen met robots omgaan. Het boek geeft geen antwoorden maar levert wel veel interessante inzichten op, bijvoorbeeld over wie er verantwoordelijk is als er iets mis gaat met een robot (er zijn varkens ter door veroordeeld omdat ze een mens hebben gedood) of over hoe we ons kunnen hechten aan robots en of dat handig is of niet, net zoals aan een dier (er zijn soldaten die hun leven zouden offeren om een militaire robot te redden, zij zijn duidelijk niet geschikt voor het werken met deze robots). Inzichten die gebruikt kunnen worden in de discussies over onze relaties met robots, bij de ontwikkeling van de functionaliteiten en het uiterlijk van robots en bij het gebruiken van robots door mensen. Eén ding blijf ik me afvragen aan het eind van het boek. Een dier is en blijft altijd een echt levend wezen. Hoeveel een robot ook gaat kunnen, het zal nooit een echt levend iets zijn. Is het daarom niet minder erg als we de robot niet zo netjes behandelen? Of misschien moet ik het omdraaien, is het niet des te erger hoe we met sommige dieren zijn omgegaan en omgaan? Maar daar ging dit boek niet over. Waar het boek wel over ging, was haar pleidooi om geen robots te maken die op mensen lijken of die doen wat mensen kunnen. Als je dat wel doet hebben robots weinig toegevoegde waarde en wordt het een stuk ingewikkelder hoe je de relatie met robots moet zien. De vergelijking met dieren gaat misschien niet altijd op maar vaak genoeg om er gebruik van te maken.

Dr. Kate Darling (hier of de foto met Pleo) is onderzoeker bij het Massachusetts Institute of Technology (MIT) waar ze onderzoek doet naar sociale robotica en mens-robot-interacties. http://www.katedarling.org/
The New Breed: How to think about robots (2021)
ISBN: 978-0-141-98864-1